Gebruikte steken

l = losse

hv = halve vaste

v = vaste

hst = half stokje

st = stokje

dst = dubbel stokje

Losse

Je begint altijd met een opzetlus (afb 1) Je maakt een lus en dan sla je de draad om de naald en trekt deze door de lus (afb.2) Dan sla je de draad weer om de naald en trekt deze door de lus op de haaknaald (afb 3) De eerste losse. Dan haak je het aantal benodigde lossen (afb 4) Dit zullen er meestal 2 zijn om te starten.

De keerlosse haak je aan het eind van een toer als je in rijen haakt. Dit is gewoon een extra losse aan het eind van de rij vasten, zodat je het werk goed kan keren.

Halve vaste

Een halve vaste wordt vaak gehaakt om een lossenketting te sluiten of aan het eind van een toer vasten om een mooiere afwerking te krijgen.

Deze haak je als volgt. Je steekt de haaknaald in een losse of in een vaste van de onderliggende toer (afb 5) Je slaat de draad om de naald en haalt vervolgens de draad gelijk door beide lussen. (afb 6 en 7)

Vaste

Je steekt de haaknaald in een losse of vaste van de onderliggende toer (afb 8 ) Je slaat de draad om de naald en haalt vervolgens de draad door de losse of vaste van de onderliggende toer. Nu heb je 2 lussen op je haaknaald. Vervolgens sla je de draad nogmaals om de naald en dan haal je de draad door beide lussen (afb 9)

 rondje van 6 vasten

 Half stokje

Je slaat de draad om de naald alvorens hem in een losse of vaste van de onderliggende toer te steken (afb 10) Dan sla je de draad weer om de naald (afb 11) en haalt vervolgens de draad door de losse of vaste van de onderliggende toer. Nu heb je 3 lussen op je haaknaald (afb 12) Vervolgens sla je de draad weer om de naald en je haalt de draad door de 3 lussen (afb 13)

10 

11 

12 

13 

Stokje

Je slaat de draad om de naald alvorens hem in een losse of vaste van de onderliggende toer te steken (afb 10) Dan sla je de draad weer om de naald (afb 11) en haalt vervolgens de draad door de losse of vaste van de onderliggende toer. Nu heb je 3 lussen op je haaknaald (afb 12) Vervolgens sla je de draad weer om de naald en je haalt de draad door de eerste 2 lussen (afb 14) dan sla je de draad nogmaals om de naald en dan haal je de draad door de laatste 2 lussen (afb 15)

14 

15 

Dubbel stokje

Je slaat de draad tweemaal om de naald alvorens hem in een losse of vaste van de onderliggende toer te steken (afb 16) Dan sla je de draad weer om de naald en haalt vervolgens de draad door de losse of vaste van de onderliggende toer. Nu heb je 4 lussen op je haaknaald (afb 17) Vervolgens sla je de draad weer om de naald en je haalt de draad door de eerste 2 lussen (afb 18) Dit herhaal je nog 2 keer totdat je weer 1 lus op je haaknaald hebt (afb 19 en 20)

16 

17 

18 

19 

20 

Meerderen en minderen

Bij het meerderen haak je 2 steken in 1 steek van de onderliggende toer.

In het patroon staat beschreven in welke steek van de desbetreffende toer dit het geval is.

Bij het minderen haak je 2 steken samen. Bij de vasten steek je de haaknaald in een vaste van de onderliggende toer, je slaat de draad om de naald en haalt vervolgens de draad door de vaste van de onderliggende toer. Dan steek je de naald in de volgende vaste en sla je weer de draad om de naald en haalt deze vervolgens door de 2e vaste. Nu heb je 3 lussen op je haaknaald (afb 21) Je slaat de draad wederom om de naald en haalt de draad door alle 3 de lussen (afb 22)

21 

22